Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [40]Abraham nam schapen en runderen, en gaf die aan Abimelech; en die beiden [41]maakten een verbond. 40. Te weten, tot een bewijs, 1, dat hij den koning dankbaar was voor de vriendschap van hem ontvangen; 2. dat hij des konings antwoord aannam, belangende den put; 3. dat hij hem en den zijnen beloofde getrouw te wezen. 41. Hebr. sneden, hieuwen. Zie boven hfdst.15 vs.18.